Pedagogische Bekwaamheid

Het vermogen van een docent om een veilige, ondersteunende en stimulerende leeromgeving te creëren waarin studenten zich sociaal, emotioneel en cognitief kunnen ontwikkelen.

In mijn eerste les als docent

Zag ik een groep van 18 vierdejaars studenten verwachtingsvol naar mij kijken. Ik deed deze les samen met mijn collega. Zij trapte af. Al gauw botste zij met een student (M). Zij trad op en ik vond dat sterk. Ik wist op dat moment nog niet hoe ik hiermee zou omgaan. Ik zag de groep verder als een geheel van gelijk niveau en maakte mij nog het meeste druk om de namen van iedereen te onthouden. Ik richtte me vooral op de kennisoverdracht van de leerstof.

In de periode daarop

Zette ik achteraf gezien wel persoonlijke kwaliteiten in. Ik deed dit alleen nog onbewust. Zo stelde ik mijn collega voor om haar student M naar mijn groep over te zetten, omdat zij beiden duidelijk geen klik hadden. In een individueel gesprek vertelde M mij dat hij ADHD had. Waardoor ik me kon inleven in zijn situatie en zijn eerdere houding en gedrag begreep. Zie ook mijn eigenschap 'Eerst begrijpen' bij mijn Professionele Identiteit. M vond mijn begeleiding prettig en waardevol. Zie zijn feedback. Waar nodig en waar mogelijk gaf ik hem aangepaste begeleiding en instructie. Dat deed ik voor andere studenten ook. Zo gaf ik onbewust al wat ruimte aan diversiteit.

Met de kennis uit de BDB

Begreep ik ineens veel beter waardoor situaties zoals bovenstaande wel of niet werkten. Ik werd me meer bewust van mijn acties, houding en gedrag en hoe ik deze effectief kon inzetten. Ik wist inmiddels beter hoe ik met reacties moest omgaan. Een van die situaties is te zien in het verplichte bewijs Lesfragment.


Onder andere met coöperatieve werkvormen, zoals de think-pair-share-werkvorm 'Collectief Geheugen', gaf ik vorm aan inclusieve pedagogiek. Ik peil hun voorkennis en legde de nadruk op interactie. Bij de werkvorm is elke student betrokken bij de kennisdeling. Het artikel 'Gewoon Goed Lesgeven' van Sofie Smeets inspireerde mij hierbij.


In de BDB-les begonnen wij vaak met een 'Check-in'. Dit vond ik erg waardevol. Daardoor pas ik dat nu ook elke les toe, waarbij ik vraag hoe het met elke student gaat. Te zien in het extra bewijs 'Lesvoorbereiding'. Daarbij en daarnaast is er ruimte en aandacht voor het persoonlijke verhaal van de student en voor hun verschillende leerstijlen en achtergrondkennis.


CAR-Model

Door deze differentiatie, coöperatief leren en mijn (en elkaars) feedback zorg ik ervoor dat al mijn studenten, ongeacht hun achtergrond, niveau en behoeften, het gevoel hebben erbij te horen en zich gewaardeerd voelen.

Om dit te waarborgen zet ik het CAR-model van Luc Stevens in als waardevol kader. (Handboek voor leraren, W. Geerts, 2020).
Competentie: mijn studenten ervaren in mijn les dat zij succesvol kunnen zijn in hun leeractiviteiten. Autonomie: zij hebben keuzevrijheid in hun opdrachten en onderwerpen. Relatie: zij hebben in de groep het gevoel erbij te horen en ervaren het als een veilige, ondersteunende leeromgeving. 

Oplossingsgericht coachen

Om mijn studenten te begeleiden spreek ik ze regelmatig individueel in een voortgangsgesprek. Daarbij gaan we in op hun ontwikkeling en zelfsturing. Dus niet alleen op de inhoud, maar ook op hun modus. Bijvoorbeeld hoe ze omgaan met de tijdsdruk, over hun sterke en minder sterke kwaliteiten en hoe ze deze inzetten. We reflecteren op het leren. Ik heb hiertoe inspiratie gevonden in de Categorie 3-vragen uit het boek Didactisch Coachen van Lia Voerman en Frans Faber.

Een voorbeeld van zo'n gesprek vind je in mijn extra bewijs, het coachgesprek met Chris.

En hoe nu verder?

Ik wil mezelf verder ontwikkelen in het stellen van modus-vragen. Hoe kan ik een veilige leeromgeving creëren waarin alle studenten zich gewaardeerd voelen? Hoe kan ik de onderlinge relaties tussen studenten versterken? Door deze vragen te stellen, kan ik beter inspelen op de bredere ontwikkelingsbehoeften van mijn studenten en hun welzijn bevorderen.


Ik neem de kaart uit het boek Didactisch Coachen daarom als uitgangspunt en ga hiermee experimenteren. In het coachgesprek in het extra bewijs heb ik daar een begin mee gemaakt. Waarmee het nog een beetje 'gemaakt' was. In elk geval heel bewust gesteld. In mijn ontwikkeling wil ik dit graag op een natuurlijk, bijna vanzelfsprekende manier kunnen doen. 

Acties

  • 1. Didactisch Coachen ↓

    Ik ga nog een keer het boek Didactisch Coachen van Lia Voerman en Frans Faber bestuderen. 

  • 2. In de praktijk brengen ↓

    Met de kaart uit het boek Didactisch Coachen in gedachten ga ik diverse vragen daaruit gebruiken. Ik ga ze in de praktijk in de gesprekken stellen aan mijn studenten. Zodat ik ervaar wat het effect ervan is en waar ik ze mee verder kan helpen.  

  • 3. Coach zoeken ↓

    Wanneer ik mijn kennis en vaardigheden verder in de praktijk breng zal ik daarbij begeleiding vragen van een coach. 

  • 4. Reflectie ↓

    Samen met mijn coach zal ik periodiek reflecteren op mijn handelen. Met deze ervaring ga ik weer opnieuw experimenteren om zo mijn kennis, vaardigheden en houding hierin verder te ontwikkelen. 

  • 5. Doelen (bij)stellen ↓

    Aan de hand van de reflecties kan ik mijn doel weer bijstellen en/of nieuwe doelen stellen.